Economisch-maatschappelijke ontwikkeling Goes 1959-1969 - Open Universiteit
Wilma Meijer doorzoekt bij het Gemeentearchief stukken over de economisch-maatschappelijke ontwikkeling van Goes in de periode 1959 - 1969. Dat is de periode dat Goes door het Rijk als 'ontwikkelingskern' was aangewezen.
Veertig ontwikkelingskernen
In Zeeland waren toen twee primaire ontwikkelingskernen, Goes en Terneuzen. Als secundaire ontwikkelingskern waren aangewezen Sint-Maartensdijk en Zierikzee. In 1964 veranderde dat. Goes werd toen secundair en het Sloegebied primair. In Nederland waren ongeveer veertig ontwikkelingskernen. Deze konden aanspraak maken op speciale subsidies.
In 1959 werd Zeeland als 'probleemgebied' bestempeld, evenals het noorden. Het had een toenemende werkloosheid en als gevolg daarvan een toenemende pendel (naar Brabant en Rotterdam). In 1952 werden voor het bestrijden van de werkloosheid stimuleringsplannen gemaakt. Dat resulteerde in het aanwijzen van de ontwikkelingskernen. Later, vanaf 1964, kwam daar een ander streven bij: het spreiden van de industrialisatie. In dat licht moet ook de verschuiving van Goes naar het Sloegebied gezien worden. De zeevaartindustrie bood meer kansen.
Moeizame ontwikkeling
Wilma Meijer onderzocht wat het Goes heeft opgeleverd om ontwikkelingskern te zijn. De werktitel van haar scriptie is "Goes als ontwikkelingskern 1959-1969, De modernisering van een provinciestad vanuit sociaal-economisch en sociaal-maatschappelijk perspectief". Na eerst de industriële ontwikkelingen in het genoemde tijdvak te hebben geïnventariseerd, bekeek ze het sociaal-maatschappelijk werk, de jeugdzorg en de culturele ontwikkelingen. De effecten waren niet erg indrukwekkend. Ja, er werd een zwembad gebouwd, er kwam een medisch centrum en er ontstonden wijkcentra.
Insteekhavens werden uitgegraven (Ketelhaven en Houthaven) en daar vestigden zich enkele industriële bedrijven.
Het beeld komt komt naar voren dat het ondanks de ambitie van het gemeentebestuur allemaal erg moeizaam verliep. Er was een flink begrotingstekort en wat waarschijnlijk ook niet meehielp, was dat er tussendoor een bestuurscrisis speelde in verband met fraude bij Gemeentewerken. Mogelijk lag in deze periode de focus minder op de industriële ontwikkeling als gevolg van de interne strubbelingen. Maar, voor conclusies is het nog te vroeg.
Wat valt haar daarnaast op? Ze noemt leuke brieven aan het college, vaak onverbloemd in het taalgebruik. Tegelijkertijd ziet ze dat het er allemaal erg formeel aan toeging, als je dat vergelijkt met tegenwoordig. Er was ontzag voor het bestuur.
Bronnen
De gegevens voor haar onderzoek haalde ze uit diverse archieven in de collectie. Notulen van burgemeester en wethouders in die jaren bijvoorbeeld en gemeenteraadsverslagen, verzamelingen met namen als 'Stukken betreffende de industriële ontwikkeling", "Stukken betreffende de bejaardenzorg", allerlei stukken over cultureel-maatschappelijk werk enzovoort.
En een bron waar ze ook heel veel aan gehad heeft, is krantenbankzeeland.nl. In de oude PZC's heeft ze veel gevonden.
Culturele wetenschappen
Ze doet haar onderzoek in het kader van haar Master (doctoraal) Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit Nederland, die ze aan het afronden is. Binnen deze studie zijn er de disciplines letteren, filosofie kunst en geschiedenis. Haar afstudeeronderwerp valt binnen het vak geschiedenis. Ze heeft ook overwogen geschiedenis te gaan studeren, een grote interesse van haar, maar, naast een baan als verpleegkundige drie avonden in de week naar Leiden, dat was iets te veel van het goede. En zo werd het Cultuurwetenschappen. De tentamens waren in Rotterdam, handig, want daar werkte ze ook, veertig jaar lang. Bovendien had ze affiniteit met cultuur, ze leest graag en houdt van muziek, maakt zelf ook muziek. Aan de studie is ze eind jaren negentig begonnen. Druppelsgewijs haalde ze modules, maar in 2005 kwam ze echt goed op stoom, toen ze minder ging werken.
Je vindt nooit genoeg
Hoe is ze met haar onderwerpkeuze in Goes terechtgekomen? Ze wilde graag archiefonderzoek doen, daarmee had ze tijdens praktica al ervaring opgedaan, in Gouda en Haarlem. Het onderwerp van de ontwikkelingskernen had haar interesse. Ze overwoog om Zierikzee te kiezen, want daar is ze geboren en ze woonde inmiddels in Oude Tonge, met pensioen ook inmiddels. Maar Zierikzee was een secundaire kern en ze verwachtte dat in Goes meer materiaal te vinden was. Ze kende Goes bovendien ook goed, ze heeft vaak met de zeilboot in de stadshaven aangelegd. De reisafstand was acceptabel.
Maandenlang was ze twee keer per week bij het Gemeentearchief te vinden. Ze wil graag kwijt dat ze erg tevreden is over de sfeer van de studiezaal en de behulpzaamheid van de medewerkers. Heeft ze ook genoeg naar haar zin kunnen vinden? "Je vindt nooit genoeg, maar áls je wat vindt..., dan is dat altijd weer geweldig."
Wat zijn haar plannen. Het antwoord is kort en krachtig: "onderzoek doen". Misschien als vrijwilliger in het Watersnoodmuseum gaan werken en vanuit daar onderzoek doen. Maar alles staat nog open. Op de lijst van leemten in het cultuurhistorisch onderzoek op de website van het Koninklijk Zeeuws Genootschap der Wetenschappen stond ook het een en ander dat haar interesse had. Maar eerst nog afstuderen, naar verwachting heeft ze in de nazomer haar bul.
Januari 2014