Isaac Dignus Fransen van de Putte (1822 - 1902), minister
De Fransen van de Puttestraat in Goes is genoemd naar Isaac Dignus Fransen van de Putte (Goes 1822 - Den Haag 1902). Hij was lid van een ondernemende en kapitaalkrachtige Goese familie. Hij kocht ongetwijfeld meteen het boek Max Havelaar toen dat in 1860 verscheen. Hij moet zich door dit bekende boek van Multatuli over de misstanden in Nederlands-Indië zeer aangesproken hebben gevoeld.
Fransen van de Putte was immers een van de vele Nederlanders die hun fortuin maakten in de tropen met plantages, en tegen wie het boek is geschreven. Hij keerde begin jaren 1860 gefortuneerd terug naar Nederland en werd lid van de Tweede Kamer. Vervolgens was hij van 1863-1866 minister van Koloniën. De term 'suikeroompje' is op hem terug te leiden. Hij toonde zich zeer modern in zijn beleid: hij schafte de gedwongen arbeid voor inlanders in de gouvernementsbossen af en ook lijfstraffen met een rotan stok.
Multatuli had het minder breed. Hij verkeerde in 1863 in geldnood, en schreef toen een bedelbrief aan de Goese minister om subsidie; aan het verzoek voegde hij brieven van zijn vrouw Tine en hun kinderen Edu en Nonni (toen 9 en 6 jaar oud) toe. Het is niet bekend of de minister dit verzoek heeft gehonoreerd; erg waarschijnlijk is dit niet.
Later bezocht Multatuli Goes diverse keren om er spreekbeurten te houden. Als hij toen een ritje over de Postweg van Kapelle naar Yerseke heeft gemaakt, kan daar een boerderijnaam hem zeer hebben verrast: de boerderij Soekowono van Fransen van de Putte, genoemd naar de streek in Nederlands-Indië waar zijn fortuin vandaan is gekomen.