Watersnoodramp 1953
In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 braken onder invloed van zware storm en springvloed vele dijken in Zuidwest-Nederland. Grote delen van Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant overstroomden.
Goes ontkwam aan het woeste water, in tegenstelling tot Wolphaartsdijk (toen nog een zelfstandige gemeente) en Oud-Sabbinge, waar een groot deel van het dorp en omringend poldergebied onder water liep en twaalf doden te betreuren waren.
Gezicht op Wolphaartsdijk vanaf de Oude Kade.
De Havenstraat in Wolphaartsdijk
De Noorddijk in Wolphaartsdijk
De Veerweg in Wolphaartsdijk
De Villa Novastraat in Wolphaartsdijk
Burgemeester Hackstraat (destijds Molenweg) in Wolphaartsdijk
De Lepelstraat in Wolphaartsdijk
Vanuit Goes werd, zo goed en kwaad als dat kon, de hulpverlening georganiseerd en vertrokken voertuigen met hulpmaterialen. Een groot aantal daklozen werd in Goes opgevangen en in de Grote Kerk werden slachtoffers opgebaard.
De slachtoffers van de ramp uit diverse plaatsen op Zuid-Beveland werden opgebaard in de Grote kerk te Goes. Collectie Bitter-Van Opstal
Wat de andere dorpen betreft die tegenwoordig bij de gemeente Goes horen, bij Kattendijke ontstond een kritieke situatie omdat er flinke schade aan de Oude Zeedijk was ontstaan, tussen het dorp en Wemeldinge. Aanvankelijk was daar zo'n duizend man (voornamelijk vrijwilligers) bezig om de dijk te versterken. Binnen enkele dagen daalde het aantal dijkwerkers, maar het betreft dan nog altijd een paar honderd man.
De toestand van de dijk blijft nog geruime tijd kritiek en een week na de Ramp adviseren de burgemeesters van Goes en Kattendijke de bewoners in lager gelegen delen zoveel mogelijk de kostbaarheden naar de zolders te verplaatsen.
Op 3 februari wordt in Kattendijke melding gemaakt van dertien aangespoelde lijken, waarvan na onderzoek blijkt dat deze slachtoffers afkomstig zijn uit Schouwen-Duiveland.