Notariële archieven
Voor zover de notariële akten openbaar zijn kunt u ze raadplegen in de studiezaal van het Gemeentearchief. Een index op een gedeelte van de notariële archieven uit de negentiende eeuw is digitaal beschikbaar in de database. Deze index bevat nog diverse onvolkomenheden en is nog volop in ontwikkeling. Raadpleeg hiervoor de medewerkers van het Gemeentearchief.
Geschiedenis van het notarisambt
Het notariaat stamt al uit de tijd van de oude Grieken die al zogenaamde ‘openbare schrijvers’ kenden. Notarissen werden in de Middeleeuwen in Europa nog aangesteld door keizers of zelfs door de paus. Het beroep werd toen ook nog voornamelijk uitgeoefend door geestelijken.
Vanaf 1531 werd in de Nederlanden het notariaat steeds meer door de burgerlijke overheid gereguleerd. Er werd bepaald dat notarissen registers, ‘protocollen’, moesten aanleggen en dat deze registers na beëindiging van het ambt moesten worden overgedragen aan de burgerlijke overheid of aan de opvolger van de notaris in zijn standplaats.
Sinds de zestiende eeuw worden in de Nederlanden notarissen aangesteld, dat wil zeggen hun standplaats ‘gecreëerd’, door de gewestelijke overheden, zoals de Staten van Zeeland. Vanaf dan is het ambt ook steeds meer verwereldlijkt: de notaris werd naast openbaar dienaar ook zelfstandig ondernemer. Hij werd namelijk niet door de overheid betaald, maar door zijn particuliere klanten.
De taak van de notaris was, en is gedeeltelijk nog steeds, het officieel vastleggen van afspraken tussen personen onderling en van wilsbeschikkingen van personen, zoals het vastleggen van voorwaarden voor koop en verkoop, huwelijkse voorwaarden of testamenten. De notaris maakt daarvan een zogenaamde ‘authentieke akte’ op, een akte die rechtsgeldig is. Het archief van een notaris bestaat dan ook voornamelijk uit protocollen, in registers samengebonden originele akten, ook wel bekend als de ‘akteminuten’. Voor zijn klanten maakte de notaris afschriften van deze minuten op, de zogenaamde ‘grossen’, die aan hen werden uitgereikt.
Op het gebied van de zogenaamde vrijwillige rechtspraak was vóór 1811 ook het stads- of dorpsbestuur actief: burgers konden ook ten overstaan van schepenen allerlei contracten of zelfs testamenten laten passeren. Schepenen konden echter alleen akten ten aanzien van onroerende goederen passeren als die goederen ook binnen hun rechtsgebied lagen. Zo niet, dan waren burgers aangewezen op een notaris.
Na de invoering van de Franse wetgeving in 1811 werd de aanstelling van notarissen een zaak van de nationale overheid. Ook verviel de vrijwillige rechtspraak door lokale schepenbanken, dat werd een exclusieve taak van de notaris. Bij keizerlijk decreet van 1811 werd de Franse wet van 1803, ‘contenant l‘organisation du notariat’ van kracht verklaard. Daarbij werd het notariaat in de Nederlanden uniform geregeld naar Frans voorbeeld. Vanaf dan worden door notarissen, naast testamenten en huwelijkse voorwaarden, bijvoorbeeld ook boedelinventarissen en –rekeningen opgemaakt, wat vóór 1811 in de Nederlanden een bevoegdheid van de lokale weeskamers was. Ook maakte de notaris vanaf 1811 akten van transport van onroerende goederen op, voorheen een bevoegdheid van de lokale schepenbank.
De Franse wet van 1803 is in oktober 1842 vervangen door de Wet op het Notarisambt. De notaris werd verplicht na uitoefening van zijn notarisambt de protocollen over te dragen aan de rechtbank van het arrondissement waar hij zijn standplaats had. Hierbij moet nog worden vermeld dat de notaris niet verplicht was van alle door hem opgemaakte akten het origineel, de minuut, te bewaren. Uitgezonderd van de bewaarplicht waren namelijk de wat minder belangrijke akten, zoals volmachten, kwitanties, verklaringen van eigendom of akten van pacht. U treft deze akten dan ook niet aan in de protocollen, ze werden alleen als grosse aan belanghebbenden uitgereikt. Deze akten werden wel beschreven door de notaris in zijn zogenaamde ‘repertoire’ of ‘repertorium’ van akten, een inhoudsopgave van alle door hem opgemaakte akten.
Notariële archieven Gemeentearchief Goes
Het Gemeentearchief Goes beheert vele archieven van notarissen die in de huidige gemeente Goes hun standplaats hebben gehad, zowel vóór 1811 als erna. De notariële archieven van vóór 1811 zijn in 1914 beschreven door L.W.A.M. Lasonder in zijn inventaris van de archieven van de rechtbanken, weeskamers en notarissen die in Zeeland gefungeerd hebben. Het Gemeentearchief heeft deze archieven, voor zover betrekking hebbend op het grondgebied van de huidige gemeente Goes, eind jaren zestig van de twintigste eeuw in bewaring gekregen van het toenmalige Rijksarchief in Zeeland, nu het Zeeuws Archief.
De notariële archieven van ná 1811 zijn door de arrondissementsrechtbank in Middelburg, als bewaarder van de notariële archieven, ‘ter raadpleging voor wetenschappelijk onderzoek’, eerst overgedragen aan het Zeeuws Archief die ze op zijn beurt weer in bewaring heeft gegeven aan het gemeentearchief Goes. De archieven van ná 1905 worden in zogenoemde tienjarenblokken overgedragen aan het gemeentearchief. Dat wil zeggen: elke tien jaar ontvangt het gemeentearchief een tienjarenblok van alle archieven van notarissen die in de gemeente Goes hun standplaats hebben gehad. Op dit moment beheren wij alle archieven van notarissen die werkzaam zijn geweest in de gemeente Goes over de periode 1562-1935. Binnenkort komt het tienjarenblok over de periode 1936-1945 in ons beheer.
Notariële archieven zijn een rijke bron voor zowel wetenschappelijk als genealogisch onderzoek. Op de notariële archieven rusten echter in verband met privacyregels openbaarheidsbeperkingen. Notariële archieven worden pas openbaar als ze ouder zijn dan 75 jaar. Voor testamenten geldt zelfs dat ze pas openbaar worden als ze ouder zijn dan 100 jaar.
Archief notaris Levendale
Een interessant notarieel archief is dat van notaris Petrus Levendale van Rommerswale, een van de eerste notarissen die in de stad Goes werkzaam was. Hij was notaris van 1576 tot 1606, eerst in Bergen op Zoom, vanaf 1581 in Goes. Wat hij opgetekend heeft in zijn protocollen van testamenten, procuraties en allerlei akten, is als een tijdopname van het leven van de inwoners van Goes.
Van het archief van Levendale zijn vijf protocollen bewaard gebleven over de periode 1576 – 1606, welke in ons archief terug te vinden zijn onder RAZE 2038-2042. Het eerste protocol bevat dus ook nog akten uit diens Bergse tijd.
Wijlen Paul Harthoorn uit Canterbury, later Amsterdam, heeft een immens karwei geleverd door deze protocollen te transcriberen of te indiceren. In de vorm van een internetboek is dit materiaal ook gepubliceerd. Deze publicatie is verzorgd door Chiel Smallegange uit Waddinxveen en is raadpleegbaar op zijn website.