Pamfletten - Anna de Haas
Toneelhistorica Anna de Haas uit Amsterdam was op bezoek om de pamflettenverzameling in te zien. Zij doet onderzoek naar marginale schrijvers rond 1700 en dan met name naar Jan van Gijsen. In het Goese archief komt ze dingen tegen die ze nergens anders heeft kunnen vinden.
Publicaties
Anna de Haas promoveerde twintig jaar geleden op de wetten van het treurspel. Het boek verscheen in 1998: De wetten van het treurspel. Over ernstig toneel in Nederland. 1700 - 1772. Sindsdien verschenen er vele boeken en artikelen van haar hand, de meeste over toneel in de achttiende eeuw. Zo was ze van 2003 tot 2012 (eind)redacteur van het Digitaal Vrouwen Lexicon, waarvoor ze tientallen biografische lemmata schreef, vooral over achttiende-eeuwse actrices en dichteressen.
Ook verschenen artikelen van haar in Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman en in andere, speciale uitgaven van deze stichting. Anna de Haas is lid van de redactie van de Mededelingen. Een van die artikelen in de Mededelingen gaat over het satirische tijdschrift Mercurius: Merkuriseren is sappelen. De Amsterdamsche Merkurius (1710–1722) van Jan van Gijsen. Naar deze Jan van Gijsen zoekt ze nu ook in Goes.
Deftig
Waarom onderzoek naar ‘marginale schrijvers’? Ze kreeg een beetje genoeg van de 'deftige' toneelgeschiedenis. In 2014 heeft ze nog wel een boek gepubliceerd over zelfmoord van toneelpersonages (Theatrale zelfmoord. De eigenhandige dood op het Nederlandse toneel 1670-1780), maar daarna vond ze toch echt dat ze er genoeg over gezegd had. Wat haar meer trok, waren leven en werken van schrijvers die om een of andere reden niet of nauwelijks de literatuurgeschiedenis gehaald hebben. Ze had al eens onderzoek gedaan naar zo’n marginale schrijver, over wie, behalve wat dichtwerk, niets bekend was. Dat begon als een zoektocht naar zijn geboorte- en sterfdatum, maar liep geheel uit de hand en resulteerde ten slotte (in 2008) in een biografie (Wie de wereld bestiert weet ik niet. Het rusteloze leven van Cornelis van der Gon, dichter en zeekapitein 1660-1731). Bij het archiefonderzoek daarvoor ontdekte ze dat ze het leuk vond om te doen: ‘een soort detectivewerk’. Ze leerde zichzelf het lezen van oude handschriften aan en is sindsdien biografisch onderzoek blijven doen.
Jan van Gijsen
Over Jan van Gijsen (1668-1722), eveneens een voorbeeld van zo'n marginale figuur, heeft ze inmiddels al aardig wat gevonden. Naast het genoemde artikel in de Mededelingen schreef ze ook over hem in het Schrijverskabinet. Hij leefde van zijn pen en woonde in de Amsterdamse Jordaan, waar ook veel kleine drukkers en kleine dichters woonden. Naast zijn eigen weekblad Amsterdamsche Merkurius, dat geheel op rijm was, schreef Jan van Gijsen een aantal kluchten, en gelegenheidsgedichten op bestelling.
Anoniem
Van Gijsen kreeg in zijn tijd veel kritiek te verduren, die vaak in pamflet-vorm de wereld in gestuurd werd. Onderzoek naar pamfletschrijvers is niet eenvoudig. De meeste pamfletten zijn anoniem. Ook werden titels in de achttiende eeuw niet letterlijk geciteerd, dus vind ze maar eens! Hoe was ze op het spoor van Goes gekomen? In de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam, waar ze chronologisch op alle titels uit haar onderzoeksperiode zoekt, ontdekte ze dat Goes een verzameling pamfletten heeft en dat daar bovendien een catalogus van is. Die wilde ze wel even inzien natuurlijk.
De catalogus is gemaakt door de predikant en eerste archivaris van Goes, Rixtinus Arnoldus Soetbrood Piccardt (1824 -1888).
Feestgedicht
In ieder geval vond ze daarin één niet-anonieme tekst die haar interesseerde, van Van Gijsen zelf. Inventarisnummer 1861. Dit betreft een los gedicht dat hij schreef ter gelegenheid van Koppermaandag in 1712. Dat is een traditioneel feest in drukkerskringen, jaarlijks gevierd op de eerste maandag na Driekoningen. In 1712 was dat op maandag 11 januari. Anna de Haas kende dit geschrift al, ze had het eerder in Gent aangetroffen. Verder in Nederland nergens, Goes heeft hier dus het enige in Nederland bekende exemplaar.
Poëtenstrijd
In de hoop op interessante pamfletten loopt ze de titels in de catalogus stuk voor stuk door vanaf 1710. En ja hoor, al gauw stuitte ze op een nog onbekend pamflet dat deel uitmaakte van een twist rondom Jan van Gijsen: De Haat en Nyd, op de slegte en goede tyd. Het pamflet is geschreven door ene J. Lourentius en dateert uit 1711. Kort daarvoor had Jan de Regt een lang gedicht gepubliceerd dat Slegten tyd heette, vertelt Anna. Als tegenhanger publiceerde Van Gijsen een tegengedicht: Goeden Tyd. Iemand heeft toen Van Gijsen ervan beschuldigd een dichterlijke strijd ('poëtenstrijd') aan te gaan met De Regt, weet ze, maar dat anonieme geschrift heeft ze nog steeds niet gevonden. Wel de reactie van Van Gijsen daarop. Hij ontkent dat er sprake is van een strijd.
Pagina uit de catalogus. Inventarisnummer 1857 is het pamflet van J. Lourentius, De Haat en Nyd, op de goede en slegte tyd.
Het pamflet door J. Lourentius, 1711
Nog meer unica
Nummer 1855, De Gedestileerde Courant, was eveneens nog onbekend. De Haas had er nog nooit van gehoord. En Jan van Gijsen wordt er nog in genoemd ook. Dus dat was weer een aardige vondst. Later, in 1718, zou Jan van Gijsen overigens ruzie krijgen met de drukker, Jacobus van Egmont, dat had ze eerder al uit andere bronnen opgemaakt. Nummer 1856 is eveneens een unicum, vertelt ze.
Ook nummer 1860 verraste haar. Het gaat om de eerste twaalf nummers van het berijmde weekblaadje van Fredrik Duym, die het in 1711 schreef én drukte. Hiervan had ze eerder eveneens alleen in Gent een exemplaar gevonden.
De pagina uit de catalogus met de vermelding van het pamflet van Jan van Gijsen, nummer 1861, en het blaadje van F. Duym, nummer 1860.
De Haas stelt dat ze deze stukken nooit ontdekt had als ze alleen op internet gezocht had. Hoe moet je zoeken als je geen titel weet? Daarom loopt ze de titels in de catalogus stuk voor stuk door vanaf 1710. Van het gevondene in de pamflettenverzameling heeft ze heel veel foto's gemaakt. Die gaat ze de komende tijd bestuderen.
Nieuw boek
Ze weet nog niet precies in welke vorm ze haar nieuwe boek gaat gieten. Ze is nu nog in een fase dat het verschillende kanten kan uitgaan. Het zou een boek kunnen worden over broodschrijvers, het kan een schets worden van schrijvers en drukkers in de Jordaan, of toch een biografie over Jan van Gijsen. Bijzonder is wel dat Jan van Gijsen veel over zichzelf en zijn echtgenotes in zijn geschriften verwerkte. Een biografie op basis van zijn eigen autobiografische gegevens is een goede optie. Ze heeft nu de periode vanaf dat hij van Haarlem naar Amsterdam vertrok tot aan zijn dood in grote lijnen in kaart, maar het 'vullen van de gaatjes' zal de meeste tijd gaan kosten. Wanneer haar nieuwe boek zal verschijnen, is daarom moeilijk te zeggen.
Dit interview is afgenomen in 2017.