Van Lennep in het Zuid-Bevelandse landschap

Peter Zwemer, adviseur erfgoed en landschap bij Erfgoed Zeeland beschrijft het landschap van Zuid-Beveland van begin de 19e eeuw.

Dat Van Lennep klaagt over de opgang valt te begrijpen. De veerhaven van Yerseke is een getijdehaven, zoals er zoveel zijn in Zeeland. Vaak kunnen schepen niet tot aan de dijk komen en moeten de passagiers de laatste meters over het schor lopen. Het dorp Yerseke ligt op een brede kreekrug die zuidwaarts richting Kruiningen loopt. Westelijk daarvan liep een geul die waarschijnlijk in de elfde eeuw is afgedamd. Bij deze dam, de Yersekendam, werd al snel een veerdienst met Gorishoek ingesteld. Deze veerdienst wordt voor het eerst genoemd in 1351, maar hoe lang deze toen al bestond, weten we niet. Omdat Yerseke zelf niet aan het water lag voor de Sint-Felixvloed van 1530, had de Yersekendam een belangrijke functie als haven van het dorp. Zodoende ontstond er een gelijknamige buurtschap aan deze dam.

Jacob van Lennep ziet in het donker niet dat de paarden hem met een grote bocht om de Yerseke Moer heen brengen. Dit laaggelegen poelgebied is door inklinking en het weggraven van veen te nat en hobbelig geworden om met een kar te doorkruisen. Het is alleen geschikt als weiland voor schapen en koeien. Kort na hun tochtje begint men toch aan een gedeelte Postweg door de Moer. De hoger gelegen kreekruggetjes die door de moeren krioelen zijn zo smal dat ze ook niet rendabel zijn om er graan of andere gewassen op te verbouwen. Alleen op de kreekrug die van Schore via Vlake naar Wemeldinge loopt, liggen wat kleine percelen bouwland. Het dorp Vlake is ook benadeeld door de ligging op een smalle kreekrug in een voor landbouw ongeschikt gebied. De bevolking loopt al honderden jaren terug en in 1804 is de vervallen kerk na jaren leegstand gesloopt.

Langs de Zeedijk tussen Yersekendam en Wemeldinge liggen drie inlagen: de Kaars-, Kouden- en Snoodijkpolder. Een inlaag is een polder tussen de Zeedijk en een inlaagdijk achter de Zeedijk. Als de Zeedijk doorbreekt, dan ligt er nog een extra dijk achter ter bescherming. De inlagen zijn drassig, vaak omdat de klei is afgegraven om de inlaagdijk mee aan te leggen. De Kaarspolder is helemaal afgegraven en staat daarom vol water. Het Waterschap van de Brede Watering Bewesten Yerseke is de eigenaar, waarschijnlijk omdat niemand anders er iets mee kan. De Koudenpolder is minder nat: In het midden liggen een paar percelen gras- en bouwland. In de Snoodijkpolder is zelfs een bos. Niet alleen landbouwers en particulieren uit de omgeving bezitten hier kleine perceeltjes bosgrond, maar ook de kerk en het armenbestuur van Wemeldinge. De naam van deze polder heeft een negatieve bijklank: snode dijk. Hiermee past hij in een bedenkelijk rijtje namen waartoe ook bijvoorbeeld Kwadendamme behoort.

Tekening van Yerseke op een afstand, de kerktoren springt erbovenuit
"t' dorp Ierseke in het eiland Zuidbeveland", een kopergravure van Hendrik Spilman (naar Cornelis Pronk) uit 1750.

Het dorp Wemeldinge ligt als een kaarsrechte lijn op een oude dijk. Nadat het reisgezelschap het dorp uitrijdt, komt het drie vliedbergen tegen. Op één ervan staat de Maartenskerk. Deze vliedberg is in de middeleeuwen aangelegd als hoogte om naartoe te vluchten bij overstromingsgevaar. Later [in de middeleeuwen] is deze opgehoogd om er een mottekasteel op te bouwen. De vliedberg vlak naast de kerk is de hoogste van Zeeland: zo’n 11 meter! Rond deze vlied-annex kasteelbergen is ooit het dorp Wemeldinge ontstaan, maar na de aanleg van de dijk (de Dorpsstraat) verhuisden de meeste inwoners daar naar toe. Daarom ligt de kerk nu op een vreemde plaats buiten het dorp.

De zandweg van Wemeldinge naar Kapelle loopt door een gebied vol grote boomgaarden. Dat is in die tijd iets bijzonders: De meeste boerderijen in Zeeland hebben een kleine boomgaard voor eigen gebruik, maar in de omgeving van Kapelle wordt al op grote schaal commercieel fruit geteeld. Er worden appels, peren, pruimen, noten en kersen geteeld. Behalve de goede grond op de kreekruggen is ook het Zeeuwse klimaat een succesfactor. Door de invloed van de zee is er in het voorjaar minder nachtvorst dan in de rest van Nederland. Zo vriezen de bloesem en de knoppen van het jonge fruit niet kapot. In die tijd wordt fruit nog geteeld met hoogstambomen.

Net voor het dorp Kapelle rijdt het gezelschap langs een boomgaard zoals ze er al zoveel tegen zijn gekomen onderweg. Ze zullen het in het donker niet tussen de bomen door gezien hebben, maar in deze boomgaard ligt iets bijzonders: een rond eilandje met een gracht er omheen. Het is het overblijfsel van het middeleeuwse kasteel Maalstede, vernoemd naar het gelijknamige gehucht. Inmiddels is het kasteel al een kleine honderd jaar niet meer bewoond. De laatste resten van de bouwval zijn een paar jaar geleden gesloopt, waardoor er nu alleen nog een eilandje en een gracht overblijven. Ietsje zuidelijker ligt de Lange Gracht, die ooit het kasteelterrein begrensde. Ten zuiden ervan ligt de buitenplaats van François Nicolaas van der Bilt, president van de rechtbank van Goes en lid van de Provinciale Staten van Zeeland. Onder een deel van de tuin liggen de resten van een ander kasteel, Bruëlis. En dat is nog niet eens alles: In de middeleeuwen moeten er behalve deze twee ook nog de kastelen Gistellis, Poucques en Pronkenburg in Kapelle gestaan hebben.

Via de kerkring van Kapelle wordt de weg vervolgd naar Kloetinge. Net voor Kapelle komt men door het gehucht Tervaten, een van de oudst bewoonde gebieden van Zeeland. Dwars door de ringvormige weg, waar Tervaten en Kapelle aan liggen, ligt een oud dijkje, het Hoge Pad. Dit dijkje is waarschijnlijk aangelegd na een stormvloed in het jaar 1134. De boerderijen in Tervaten zijn waarschijnlijk zelfs nóg ouder, van voor de eerste bedijkingen. Ze liggen namelijk allemaal op kleine, opgehoogde terreintjes. Even verderop, na de molen, blijkt nog maar eens hoe de bevolking hier ooit tegen het water streed. Op het terrein van het Jachthuis ligt een vliedberg die later onderdeel wordt van een tuin van de familie Lenshoek. Deze berg is waarschijnlijk ooit aangelegd als bescherming tegen het water, waarna deze later nog een keer opgehoogd is om er een mottekasteeltje op te bouwen.

Na een verblijf in Goes keren Jacob van Lennep en Dirk van Hogendorp via dezelfde weg weer terug naar Kapelle. Dit keer reizen ze overdag, dus kunnen ze genieten van alles wat ze de vorige avond niet konden zien. Via Biezelinge en haar inmiddels ingepolderde verzande haven wandelen ze langs ‘een welbeplantten lagen zandweg met heerlijke bouw- en weilanden’. Ze komen aan in Eversdijk, een klein ringdorpje. In een ringdorp staat de kerk normaal gesproken in het midden van de kerkring. In Eversdijk is alleen nog wat puin te zien. Twee jaar geleden is de kerk ingestort, nadat die al honderden jaren niet meer werd gebruikt. De toren staat er nog wel, maar die is ook in slechte staat. Die zal het waarschijnlijk ook niet lang meer volhouden.

Na Eversdijk verandert het landschap. Het gebied bij ’s-Gravenpolder bestaat uit nieuwlandpolders. Deze zijn zoals de naam al zegt nieuwer dan de oudlandpolders. De lange smalle polders zijn in de middeleeuwen aan het bestaande oudland toegevoegd door schorren in te polderen. Deze polders zijn ruimer opgezet, met grotere percelen. Waar de oudlandpolders vaak uit een kleinschalige afwisseling van gras- en bouwland bestaan, bestaan nieuwlandpolders uit grote blokken bouwland. Onder ’s-Gravenpolder steken Van Lennep en Van Hogendorp de Zwaakse Weel over. Dit wordt een weel genoemd, maar het is er helemaal geen. Een weel is een ronde plas die ontstaan is door een dijkdoorbraak. Op de plek waar het water ooit doorbrak schuurde het stromende water een diep gat in de bodem, waar nadat het gebied weer droog werd gelegd water in bleef staan. De Zwaakse Weel ziet er heel anders uit. Het is een kilometers lang en langgerekt water, het restant van de Zwake. De Zwake was een binnenzee die in de middeleeuwen tussen het noordelijk deel van Zuid-Beveland en het eiland Borssele lag. Deze slibde in de loop van de tijd dicht en werd ingepolderd.

Van Lennep noemt de lindenbomen die als wegwijzers dienen. Dit zijn de zogenaamde grenslinden. Men zegt dat deze vroeger de grenzen aangaven tussen dorpen, maar dat kan eigenlijk niet kloppen. Ze staan namelijk overal op markante plekken, niet alleen op grenzen. Zoals Van Lennep al schetst zijn het waarschijnlijk eerder oriëntatiepunten geweest. Honderden zijn het er.

Van Lennep en Van Hoogendorp wandelen langs genoeg échte welen. Het gebied bij Nisse ligt er vol mee. Op een plek is het water bij een dijkdoorbraak op twee plaatsen vlak naast elkaar gaan kolken, waardoor twee welen ontstonden die aan elkaar verbonden raakten. Twee rondjes met een tussenstuk, dus niet raar dat dit een ‘brilletje’ genoemd wordt. Het gebied rond Nisse is prachtig. De kleine perceeltjes grasland worden door heggen gescheiden, zodat het vee niet wegloopt. De dijken zijn rijkelijk begroeid met populieren, struiken en vooral veel bloeiende bloemen.

Nisse is ook een typisch Zeeuws ringdorp waar de kerk in het midden staat. Tegenover de kerk bevindt zich een vate, of zoals de mensen hier zeggen: een vaete. Deze vijver is een drinkput voor het vee. Aan een kant is de helling flauw en verhard, zodat de dieren het water makkelijker kunnen bereiken. Het water kan ook gebruikt worden als er brand is. Net als in Kapelle liggen er in Nisse ook resten van een kasteel, het Slot Ter Nisse. Het enige wat er nog aan herinnert is de poort, de rest van het terrein is nu een moestuin en een bloementuin.

Van Lennep schrijft over de meekrapteelt, wat massaal gedaan werd in de Bevelanden. Hij meldt dat dit op Zuid-Beveland alleen geoogst wordt, maar niet verwerkt. Op Schouwen-Duiveland en Tholen is het anders, daar heeft zo goed als ieder dorp een meestoof. 31 van de 44 Zeeuwse meestoven bevinden zich in die tijd op deze twee eilanden. Tussen 1850 en 1870 zullen er op Zuid-Beveland nog een aantal nieuwe meestoven verrijzen. De route gaat verder via Heinkenszand. Zoals de naam al zegt was dit ooit een zandplaat, die uiteindelijk ingepolderd werd. In een oude buitenplaats, Barbestein, is sinds enkele jaren de rooms-katholieke kerk gevestigd. Door de nieuwlandpolders van ’s-Heerenhoek en Nieuwdorp bereiken Van Lennep en Van Hoogendorp uiteindelijk het Sloe, het water dat Zuid-Beveland van Walcheren scheidt. 

Foto van het landschap, rechts komt de kerktoren boven de boom uit
De vliedberg en de Maartenskerk in Wemeldinge.

Peter Zwemer
adviseur erfgoed en landschap
 

Logo Erfgoed Zeeland