Missaal 1: Een monumentaal missaal
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is. Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 1 is het meest compleet.
Het is een imposant handschrift, na pakweg 550 jaar inhoudelijk nog in goede staat. Het is gebonden in kalfsleer over houten platkernen, en omkleed met een leren hulselband, een bescherming die zelden is overgeleverd (afb. 1). Dit neemt niet weg dat het hele voorplat los was geraakt doordat de bindingen gebroken waren zodat het eerste katern ook los lag en vochtschade had opgelopen. Vandaar dat het missaal in 2023 is gerestaureerd en alles weer op zijn plaats zit.
Missalen of misboeken waren grote, dikke boeken, geschikt om op het altaar te leggen en ook om bij slecht licht uit te lezen. Ze staan vol met gezangen, gebeden en lezingen voor de viering van de mis gedurende het hele kerkelijke jaar. Alles is in het Latijn geschreven, de taal van de Rooms-Katholieke Kerk. Wie Missaal 1 openslaat ziet echter niet alleen veel handgeschreven tekst, maar ook verschillende soorten schrift, met gebruik van kleurige en gedecoreerde letters. Dit is om de gebruiker – normaliter de priester – te ondersteunen bij het voordragen van de mis. Een missaal afschrijven en inbinden was een tijdrovende bezigheid voor de schrijver, corrector, illustrator en boekbinder. Hiervoor moest flink betaald worden. In het missaal wordt niet aangegeven waar en wanneer dat is gebeurd, maar als we goed kijken kunnen we het een en ander te weten komen over de herkomst en geschiedenis van Missaal 1.
Het missaal is gemaakt van perkament – om precies te zijn van vellum, kalfshuid die was geprepareerd om op te schrijven. De bladen zijn gemiddeld 34,5 cm hoog en 26 cm breed, zeg maar tussen A4 en A3-formaat in. Het is ook een dik handschrift, onder meer door de houten platten die als voor- en achterkaft dienen, en die als geheel met leer zijn bedekt en ingebonden. Het handschrift is gefolieerd met Romeinse cijfers, wat wil zeggen dat men telde per folium of blad, niet per bladzijde. Het nummer werd alleen genoteerd bovenaan de voorzijde (recto), en niet aan de achterzijde (verso). De nummering loopt tot en met folium 218 (ccxviii). Er zijn echter ook bladen die niet zijn gefolieerd, wat ook in andere missalen het geval is: de drie bladen met de kalender aan het begin (afb. 2), zeven bladen na folium 126 met de eucharistische gebeden en handelingen, en tien bladen aan het einde. Ook de dekbladen en vliegende (losse) schutbladen aan het begin en eind zijn ongenummerd. Deze dekbladen zijn bedoeld om de bladen met tekst aan het begin en einde te beschermen en waren oorspronkelijk blanco. In de originele staat had het missaal 238 bladen met tekst.
Uitgesneden bladen
In de huidige staat ontbreken er zes bladen, waarvan er vier genummerd waren (1, 81, 95 en 208). De andere twee vormden de eerste twee bladen van de sectie met de eucharistische gebeden, na folium 126. Die sectie vormt het centrale gedeelte van alle middeleeuwse missalen in het diocees Utrecht (en elders), waarbij op de versozijde van het eerste blad een bladvullend miniatuur staat met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen. Op de tegenoverliggende pagina begint het 'Te igitur', het eerste gebed van het Romeinse canon van de mis. Hierbij werd de hoofdletter T vaak versierd met een afbeelding, met daarin bijvoorbeeld de priester die zich gereedmaakt om de mis te vieren. Ook de andere ontbrekende bladen waren waarschijnlijk versierd, en in sommige gevallen is de afdruk van de kleuren nog te zien op het tegenoverliggende blad. Op fol. 126 zijn zelfs nog de sneden zichtbaar van het mes waarmee de bladen daar zijn uitgesneden.
Opvallend genoeg ontbreken de meeste van deze bladen ook in de beide andere missalen uit Goes, alsmede in verschillende andere middeleeuwse missalen. In Goes werden in 1578 beelden, altaren en versieringen uit de Maria Magdalenakerk verwijderd, en misschien was het verwijderen van de decoratie in de missalen daar een onderdeel van, of werd dat preventief gedaan toen de katholieke eredienst werd verboden. Ze moeten helaas als verloren worden beschouwd.
Temporale en Sanctorale
De opzet van het missaal is dezelfde als in alle laatmiddeleeuwse missalen uit de Noordelijke Nederlanden. Het begint met een heiligenkalender van de diocees Utrecht, waarbij de feestdagen van belangrijke heiligen in rood zijn geschreven. Hierna volgt een blad met liturgische instructies en de misvoorbereiding. Dan begint het Temporale, waarin de gebeden, gezangen en lezingen voor de vaststaande feesten stonden, zoals Advent (waar het missaal mee begint) en Kerst, en voor de feesten zoals Pasen en Pinksteren die een variabele datum hebben. Hierin bevindt zich ook de litanie van de heiligen (op fol. 78) waarin enkele heiligen worden aangeroepen die (vrij) typisch zijn voor het diocees Utrecht, zoals Willibrord, Lebuïnus, Odulphus en Wiro (afb. 3). Rondom de sectie met de litanie staan gezangen voorzien van middeleeuws notenschrift. Het Temporale wordt vanaf fol. 100r onderbroken door de prefaties, de inleidingen in het eucharistisch gebed (het dankzegginsgebed waarbij het brood en de rode wijn in het lichaam en bloed van Christus veranderen en de vereniging met God). Daarna volgende nog de misgebeden vanaf fol. 104r, en de eucharistische gebeden (op ongenummerde bladen) na fol. 126. Vanaf fol. 127r wordt het Temporale hervat met de eerste zondag na Pinksteren.
Op fol. 154v begint het Sanctorale, met daarin de gebeden, gezangen en lezingen voor bepaalde heiligen, in de diocees Utrecht onder anderen die van Willibrord (fol. 203r). Na fol. 206-7 (waarin de teksten voor het feest van de kerk- en altaarwijding) volgt het Commune Sanctorum (‘Gemeenschappelijke der Heiligen’) voor categorieën van heiligen (apostelen, martelaren, belijders, pausen en maagden), die geen specifieke viering kenden zoals de heiligen in het Sanctorale. Het laatste en ongenummerde gedeelte begint op fol. 219r, met hierin de sequensen. Dat zijn misgezangen met een syllabische melodie die op bepaalde hoogdagen voor de evangelielezing gezongen worden. Ze komen nu weinig meer voor in de liturgie.
De verschillende secties, soms verder onderverdeeld, worden vaak aangegeven door een extra versierde initiaal en met een klavier, een strookje leer of perkament dat iets uitsteekt en dient als een tabblad. In de Middeleeuwen werd er al goed nagedacht over presentatie en lay-out, zodat de priester gemakkelijk zijn weg kon vinden in het handschrift. Een ander hulpmiddel daarbij is de kapittelstok die in Missaal 1 werd aangetroffen, bedoeld om bij een kapittel of hoofdstuk te houden of deze aan te wijzen (afb. 4-5).
Aanvullingen over de pest
Dit missaal is geen statisch document, maar werd onderhouden en aangepast. Er werden bijvoorbeeld in het verleden restauraties aan het perkament uitgevoerd (fol. 60, 63 en 136). Het is intensief gebruikt, getuige de vlekken (bv. fol. 201r en 144r) en bladen die door veelvuldig gebruik vuiler en donkerder zijn geworden, zoals bij de prefaties. In de marges zijn echter maar weinig toevoegingen, en een verwijzing zoals op fol. 100r is een zeldzaamheid. Op het dekblad staat een gebed gericht aan Antonius van Padua († 1231) en een gebed voor Rochus van Montpellier († 1327). Beiden hebben gemeen dat ze patroonheiligen tegen de pest waren. In Missaal 3 staat aan het einde een mis tegen de pest. Op het vliegende schutblad staan er teksten over Anna, de moeder van Maria. Na de sequensen op het einde zijn er ook teksten toegevoegd, over Jozef en wederom over Anna (afb. 7). Die laatste begint met een mis voor Anna ('Missa de sancta Anna virginis'). Haar verering werd rond 1500 populair in de Lage Landen, en deze teksten zijn waarschijnlijk daarom pas later aan Missaal 1 en ook Missaal 2 toegevoegd.
Delftse schulpenranden
Nergens in het missaal staat waar, wanneer en voor wie het werd geschreven, al wijzen de gelijkenissen met Missaal 2 duidelijk naar de Magdalenakerk in Goes. Het gehele missaal, op de latere toevoegingen na, is geschreven in de Gotische textualis, het statige maar compacte laatmiddeleeuwse boekschrift dat voor veel liturgische handschriften werd gebruikt. Dat vertelt ons niet direct iets over waar het is geproduceerd. De decoratie biedt daar wel aanwijzingen voor. Sommige initialen zijn uitbundig versierd met penwerk in rood, blauw en groen, op fol. 8v, 12v, 99v, 100r, etc (afb. 6). Dit penwerk, met zogenaamde schulpenranden, is typisch voor wat er ruwweg tussen 1440 en 1460 werd geproduceerd in Delft. Dat men in Goes een dergelijk missaal daar bestelde, is niet zo verwonderlijk, want in Delft werden wel meer handschriften tegen betaling vervaardigd. Er zijn tegen de tachtig middeleeuwse handschriften met Delfts penwerk bekend. Met welke de decoratie in Missalen 1 en 2 het beste overeenstemmen moet nog onderzocht worden. Dit geldt ook voor de stempels op het leer van de band, die vaak typisch zijn voor een bepaald klooster of kerk.
Besluit
Dit monumentale missaal geeft haar geheimen niet meteen prijs. We kunnen delen van zijn geschiedenis en achtergrond traceren, maar er is nog ruimte voor verder onderzoek. Dat geldt overigens voor veel middeleeuwse handschriften. Het is wel duidelijk dat het missaal belangrijk Zeeuws erfgoed vertegenwoordigt: een zeldzaam, tastbaar en fraai document uit een roerige tijd dat met liefde is vervaardigd, gebruikt en bewaard, maar ook met sporen die tijden van ziektes, onverdraagzaamheid en vervolging weerspiegelen. Dat het zorgvuldig in een hulselband is bewaard, toont eens te meer aan dat het beschermd moest worden. Gelukkig kan het nu weer worden bekeken en bewonderd.
Verantwoording
Tekst: Bart Jaski, conservator handschriften, Universiteitsbibliotheek Utrecht (b.jaski@uu.nl)
Onderzoek: Marjan van de Berg, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes)
Digitale versie
Universiteitsbibliotheek Utrecht (link)
Catalogusbeschrijving
WorldCat, Universiteitsbibliotheek Utrecht (link)
Verder lezen
- C. Dekker, Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577 (Goes, 2002).
- A.L. Kort & A.J. Barth, Stappen in en om de Grote Kerk in Goes (Goes, 2013).
- Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
- G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
- J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.