Missaal 2: Een beschadigd missaal
In het Gemeentearchief Goes liggen drie middeleeuwse manuscripten, waaronder twee missalen die uit de Grote of Maria Magdalenakerk van Goes komen, terwijl Missaal 3 een zeldzaam dominicaans missaal is Van de drie vertonen de twee grootste, Missaal 1 en Missaal 2, grote gelijkenissen met elkaar. Missaal 2 is het wat grotere exemplaar, maar is minder compleet: ca. 11% van het handschrift ontbreekt. Met behulp van Missaal 1 kunnen we voor een gedeelte beredeneren wat er gebeurd is.
In de beschrijving van Missaal 1 wordt uitgelegd wat een missaal is en in welke volgorde de teksten staan. Qua opzet en zelfs uitvoering toont Missaal 2 veel overeenkomsten met Missaal 1, en dus vinden we ook hier de heiligenkalender op drie ongenummerde bladen aan het begin, gevolgd door het Temporale en het Sanctorale. In het midden staan de eucharistische gebeden op ongenummerde bladen, na fol. 143 (cliii) en een abusievelijk ongenummerd folium. Na fol. 251 (ccli) volgen ook in Missaal 2 de sequensen op ongenummerde bladen. Al met al zal Missaal 2 hebben bestaan uit 4 (kalender en Adiutorium nostrum) + 145 (genummerd 1-143 en een ongenummerd blad) + 8 (eucharistische gebeden) + 107 (genummerd 145-251) + 14 (sequensen) = 278 bladen. Dit is los van de twee dekbladen voor en achter en drie bladen aan het einde die later zijn toegevoegd. Al met al bijna dertig bladen meer dan Missaal 1, dat ook iets kleiner is dan de ca. 37,5 x 26,5 cm die Missaal 2 meet. Missaal 2 is eveneens geschreven in een Gotische textualis, maar die is meestal wat groter uitgevoerd, zodat er meer bladen nodig waren om alle teksten te kunnen bevatten.
Uitgesneden bladen
Er ontbreken nu 31 bladen aan het missaal, de meeste genummerd: 1, 10-11, 80-87, 93, 96-103, 110-111, 144 extra 1 en 2 (begin van de eucharistische gebeden), 144 bis (voorafgaand aan 145), 175, 215, 224, 237-238 en [252] (begin sequensen). Voor een gedeelte komt dit overeen met de zes bladen die uit Missaal 1 ontbreken, namelijk de bladen die versierd zouden geweest met een miniatuur of een versierde initiaal met afbeeldingen met Christus of heiligen. Die afbeeldingen werden door protestanten niet getolereerd en zullen aan het einde van de zestiende eeuw zijn verwijderd. Dit kan ook verklaren waarom er in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken. Katernen zijn verzamelingen van bijeengebonden gevouwen vellen, in dit missaal meestal vier dubbelgevouwen vellen perkament, in totaal acht bladen of zestien bladzijden. De twee katernen die hier missen (80-87 en 96-103) komen overeen met bladen 81 en 95 die in Missaal 1 ontbreken – alleen zijn in Missaal 2 dus gelijk de katernen als geheel verwijderd, niet slechts de individuele versierde bladen. In Missaal 2 ontbreekt ook het bladvullende miniatuur met Jezus aan het kruis, met Maria en Johannes eromheen, aan het begin van de eucharistische gebeden, en een versierde initiaal op het tegenoverliggende blad. Wie kijkt naar fol. 179v van het Missaal van de Utrechtse Mariakerk krijgt een indruk hoe dit eruit heeft kunnen zien. Dit missaal (Utrecht, Universiteitsbibliotheek, Hs. 402) komt uit het tweede kwart van de vijftiende eeuw. Wellicht dat er uit Missaal 2 zoveel meer bladen ontbreken omdat deze rijker was versierd dan Missaal 1, maar sommige bladen kunnen ook om andere redenen verloren zijn gegaan.
Een nieuwe band
Dat in Missaal 2 twee complete katernen ontbreken is niet gelijk zichtbaar, want het missaal is zodanig opnieuw ingebonden dat de overgebleven katernen naadloos op elkaar aansluiten. Daar waar Missaal 1 nog zijn oorspronkelijke vijftiende-eeuwse stempelband heeft, daar is deze bij Missaal 2 vervangen door een band die waarschijnlijk in de late zestiende eeuw of vroege zeventiende eeuw is aangebracht, versierd met rolstempels met palmetten, bloemranken en geometrische figuren, en met stempels van lelies en bloemmotieven (afb. 1). Op het achterplat zijn restanten van een hulselband te zien, die bij Missaal 1 veel beter bewaard is. De hulselband was voorheen vastgemaakt met metalen knoppen, die hebben doorgedrukt in de schutbladen en zelfs dieper in het handschrift. Waar de band is vervaardigd moet nog nader onderzocht worden, maar we mogen aannemen dat deze is aangebracht nadat (en wellicht doordat) de versierde en andere bladen waren verwijderd. Dat dit is gebeurd bleek uit de restauratie van het handschrift die in 2023 door Marijn de Valk werd gedaan. Hieruit werd duidelijk dat de huidige bindingen van touw (afb. 2) eerdere bindingen van leer hadden vervangen.
Aanvullingen
Bladen en teksten werden niet alleen verwijderd, maar ook aangevuld. Een interessante toevoeging is in de kalender (fol. iii-v) voor 21 november, waar ‘presentatio marie’ tussen de regels is bijgeschreven. Het feest van Maria Presentatie werd in 1472 ingesteld (en weer onderdrukt in 1568), wat een extra aanwijzing geeft dat het missaal vóór 1472 moet zijn vervaardigd. In Missaal 1 ontbreekt deze toevoeging. Andere toevoegingen zijn te vinden op de versozijde het eerste schutblad (mis voor bruidegom en bruid), fol. 9r, 109v (afgesneden bij het opnieuw inbinden), 210r, 218v (‘Gedruckt bij Adriaen Pieterszoon Bol, sijn neuse in mijn hol, Anno 1600’), 229v, 233r, 251r, [265]v en het laatste dekblad (met een gebed). Op fol. 210r is in rood geschreven: ‘de sancta Anna vidua officium quere in fine libri’ (Voor het officie van sint Anna de weduwe, zie aan het einde van het boek). En inderdaad vinden we daar drie later toegevoegde bladen (fol. [266]-[268]) met eerst gezangen met muzieknotatie en op het laatste blad, door dezelfde persoon geschreven, het officie van Sint Anna. In Missaal 1 zijn ook liturgische teksten voor de feestdag van Sint Anna toegevoegd. In Missaal 2 gebeurde dat in de jaren kort na 1500, want de schrijver heeft op de versozijde van dit blad nog een andere tekst gezet (afb. 3), die begint als volgt:
Iuramentum vicariorum vel officiantium missas, 1508.
Ego Nomen, iuro ad hec sancta dei evangelia, quod ex hac die in antea, quamdiu presens tenuero beneficium, obediens ero curato ecclesie porrochialis beate marie magdalene in oppido de goes.
Eed van vicarissen (kapelanen) of officianten (priesters) voor de missen, 1508.
Ik, (Naam), zweer op dit heilige evangelie van God dat ik voortaan vanaf deze dag, zolang ik dit huidige beneficie zal behouden, gehoorzaam zal zijn aan de beheerder van de parochiekerk van de zalige Maria Magdalena in de stad Goes.
Dit is een standaard eedformule, en het is passend dat deze in een missaal wordt genoteerd – waarschijnlijk om uit gereciteerd te worden terwijl de eed op het evangelie zelf werd afgenomen. Het geeft ons ook belangrijk bewijs dat Missaal 2 in de Magdalenakerk werd gebruikt. Voor Missaal 1 ontbreekt daarvoor hard bewijs, maar er is in Goes of omgeving geen andere grote kerk aanwezig die een dergelijk duur missaal had kunnen laten vervaardigen en die we duidelijk aan Missaal 1 kunnen verbinden.
Onder de eedformule heeft iemand veel later nog zijn naam gezet: ‘Cornelis Brune’. We kennen hem uit verschillende archiefstukken als secretaris van Goes, waar hij in 1635 werd begraven.
Delfts penwerk
Missaal 1 is versierd met gekleurd penwerk met schulpenranden uit Delft dat gangbaar was in de periode van ca. 1440-1460. In Missaal 2 zijn die schulpenranden ook aanwezig, soms in blauw en rood (bv. op fol. 105v, 116r (afb. 4), 119r en 132r), maar qua stijl en inkleuring wel iets minder uitbundig dan in Missaal 1. Op fol. 13r is ook een zogenaamde j-lijst, verticale blauwe en rode balkjes (afb. 5), die nog gangbaar waren aan het begin van de vijftiende eeuw. Dit kan er op wijzen dat Missaal 2 eerder in het vroegere gedeelte van de periode van ca. 1440-1460 te dateren is, enkele jaren eerder dan Missaal 1. Verder onderzoek naar Delfts penwerk kan hier wellicht meer definitief uitsluitsel over geven.
Als de conclusie is dat beide missalen rond 1450 voor de Magdalenakerk in Goes bestemd waren, rijst de vraag waarom een enkele missaal niet volstond. Vanaf de tweede helft van de twaalfde eeuw bestond er al een parochiekerk in Goes, en in latere bronnen is zij gewijd aan Maria Magdalena. In 1423 werden de vernieuwde westtoren en een uitbreiding van het schip gewijd, en vanaf 1455 werd ook het koor uitgebreid. Of deze activiteiten verband houden met een of beide missalen, is onduidelijk. Vanaf 1440 werden pogingen gedaan om de zeven getijden in de kerk te zingen (zoals monniken dat in kloosters deden), maar onze missalen lijken daar niets mee te maken te hebben, en het initiatief was in het begin ook geen succes.
Nadat protestanten de kerk overnamen werd in 1578 werd volgens archiefstukken ‘het missaal’ door het gilde van kooplieden naar het stadhuis gebracht. Het enkelvoud lijkt te duiden op één (hoofd)missaal, maar verdere informatie ontbreekt. Het verklaart wel waarom een of beide missalen uiteindelijk in het Gemeentearchief terechtkwamen, samen met het kleinere en anders georganiseerde Missaal 3 van de Dominicanen.
Besluit
Net als bij Missaal 1 is verder onderzoek nodig om een beter beeld van alle aspecten van Missaal 2 en zijn verhouding met Missaal 1 te verkrijgen. De overeenkomsten en verschillen zijn intrigerend (afb. 6-7), en tonen eens te meer aan dat Missaal 2, net als zijn broedermissaal, als belangrijk Zeeuws erfgoed mag worden beschouwd. Dat er ruim 30 bladen nu missen is te betreuren, maar dat is ook onderdeel van het roerige verhaal van dit missaal en de tijd en de plaats waarin het is gebruikt.
Verantwoording
Tekst: Bart Jaski, conservator handschriften, Universiteitsbibliotheek Utrecht (b.jaski@uu.nl)
Onderzoek: Vera Langens, MA-student van de opleiding Ancient, Medieval en Renaissance Studies aan de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd in mei en juni 2023 uitgevoerd onder begeleiding van Bart Jaski en prof. Marco Mostert. Met dank aan Marijn de Valk (Boekrestauratie, Middelburg) en Rutger Mauritz (cantor Grote Magdalenakerk, Goes).
Digitale versie
Universiteitsbibliotheek Utrecht (link)
Catalogusbeschrijving
WorldCat, Universiteitsbibliotheek Utrecht (link)
Verder lezen
- C. Dekker, Een schamele landstede: geschiedenis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577 (Goes, 2002).
- A.L. Kort & A.J. Barth, Stappen in en om de Grote Kerk in Goes (Goes, 2013).
- Klara H. Broekhuijsen, ‘Delft’, in: Anne S. Korteweg (red.), Kriezels, aubergines en takkenbossen. Randversiering in Noordnederlandse handschriften uit de vijftiende eeuw. (Zutphen, 1992), pp. 56-67.
- G.J. Lepoeter, ‘Het zevengetijdencollege in de H. Maria Magdalenakerk te Goes. De bewaard gebleven missalen, tastbare herinnering aan een bijzonder aspect van de katholieke eredienst in de vijftiende en zestiende eeuw’, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken 86 (april 2022), pp. 3-9.
- J.G.C. Venner en C.A. Chavannes-Mazel, ‘Delftse handschriften en boekverluchting’, in: De stad Delft: cultuur en maatschappij tot 1572. 2 delen (Delft, 1979-1980), I, pp. 134-137.